Taalpodium-leden zenden elkaar en de lezer lichtpuntjes voor de donkere maanden.
In drie afleveringen, op 10, 15 en 20 december, begroeten zij het nieuwe jaar in de vorm van gedichten, foto’s, korte verhalen en een enkel vlogje. De lege agenda’s van 2020 mogen dicht: hallo 2021!
ADVENT
Een enkel lichtpuntje
zo begint advent
niks nu
dan diepste duisternis
heel in de verte meer licht
het vaccin?
Badend in het licht van 2021
zijn we alles vergeten
Trees Wissenburg
___________________________________________________________________________

Verloren been
Benen zijn er om mee te lopen
én op te staan, dat is al zolang
wij op de aardbol rondgaan
echter mijn rechterbeen besloot
op een dag dat-ie liever bleef staan
heel wat argumenten roerde ik aan
toch vond mijn been dat-ie niet
langer moest lopen, hij weigerde
zelfs nog één stap te verzetten
op die bewuste plek heb ik
hem maar afgekoppeld, want
ík wilde toch écht verder
sindsdien dicht de dichter met
één been, hinkt nota bene elke
dag langs zijn verloren been
echter met de dag wordt dat
been donkerder én langer
nu is-ie al tot zes meter uitgerekt
de dichter vraagt zich telkens
af tot hoe hoog zijn been
uiteindelijk wortelschiet
en hoopt dat ooit zijn been besluit
het leven weer met hem te delen.
Méland Langeveld schreef ‘Verloren been’ bij het metershoge been, met de titel ‘Noch einmal’.
Het beeld is van kunstenaar Henk Visch en het staat aan de Polderweg, langs het spoor, te Amsterdam-Oost. Gedicht en foto zijn onderdeel geweest van Mélands expositie ‘Ramen vol poëzie’ in de ramen van de bibliotheek Linnaeusstraat.
___________________________________________________________________________
Op de valreep (een pantoum)
Ik ben moe en gaar en klaar met lang voorbije dagen.
Ik ben aan het eind, maar durf niet over de rand te kijken.
Ik zie een gapende afgrond achter de fatale nul.
Het is klaar, moet ik de tijd de nek omdraaien?
Ik ben aan het eind, maar durf niet over de rand te kijken.
Ik struikel blind, weet niet waar ik heen moet om niet te vallen.
Het is klaar, moet ik dan de tijd de nek omdraaien?
Het liefste zou ik klokken en tijdbommen stilzetten.
Ik struikel blind, geen idee waar ik heen moet om niet te vallen.
Ik voel me afgedankt maar nog niet afgeschreven.
Het liefste zou ik klokken en tijdbommen stilzetten.
Dan zou ik aan de raderen van de tijd draaien, achteruit en vooruit.
Ik voel me afgedankt maar nog niet afgeschreven.
Ik ben geschiedenis met woorden als coronomie en prikvertikker,
draaiend aan het rad van de taal, rond en rond, van voor naar achter.
Het was niet voor niets, die harde noten mij in de schoot geworpen.
Ik heb geschiedenis geschreven met hoestschaamte en blokjesverjaardag.
Ineens zie ik oplichtende enen achter een pakkende nul.
Het was niet voor niets, deze harde noten mij in de schoot geworpen.
Ik was zo moe en gaar en klaar met de voorbije dagen.
Jolies Heij
______________________________________________________________________

__________________________________________________________________________
Coronakerst
Achter verlichte ramen en balkons
staan versierde kersttafels
gluren kerstbomen naar buiten
naar de duisternis
binnen de tafels volgeladen
met kerstdiners, gourmetten,
drankjes, wijnen, desserts
twee of drie kerst geklede mensen
een virtuele kerstviering met je dierbaren
een digitaal gezelschap met familie en vrienden
we schudden geen handen
we geven geen kusje
we omarmen niemand
dit jaar geen omhelzingen
afstand, corona, kerstfeest
smakeloos als bijten in katoen
je leeft maar een keer
leef dit leven met plezier
prettige feestdagen!
Parvin Koshravi
____________________________________________________________________

_________________________________________________________________________
Als een aronskelk
Met een zwaaiende wandelstok flaneer ik door het bos. Een kind stuift voorbij. Het is Christine, het buurmeisje van nummer vijf, een aardig kind met glanzende ogen waarmee ze alles wil doorgronden. Ze houdt in en zeg: ‘Meneer, meneer, ziet u die kabouter daar?’ Ik knik van nee. Ik zie wel her en der lichtvlekken, maar dat is het spel van het zonlicht. ‘Niet erg, meneer. Mijn ouders kunnen hen ook niet zien.’ Ze vervolgt haar weg.
Als een bidsprinkhaan bespringt de wind talrijke blaadjes die naar beneden dwarrelen. Overvallen door een stortbui die knort op het bospad, snel ik naar huis. Waar blijft Christine nu?
Maandag is een laagzonnige dag en ik wandel weer naar het woud. Ik word slechts een ontroerend geritsel gewaar of… hoor ik daar een stemmetje? Zijn kinderen me gevolgd? Iets verder op trippelt een lam met een belletje. Hij is alweer verdwenen.
Toch blijf ik mijn oren en ogen spitsen. Als een marionettenpop flitst mijn hoofd opeens omhoog: het stemt, maar zangerig en in koor: ‘Zing je met ons mee ee ee ee?’ De zon schijnt zowat loodrecht op een groep hartvormige blaadjes die oplichten in fel amarillo.
‘Wij zijn nog niet gevallen, maar eenmaal weggeslingerd komen we snel terug, na de zonnewende, nu toch een deken van sneeuw achterwege blijft. In smaakvolle kledij zullen wij onze Moederboom liefde betonen met glanzende pluimage.’
Plotseling duikt Christine naast me op en zegt: ‘Alles leeft! En leven wil beter worden. Niet meer als voorheen. Daardoor komt alles goed tenslotte.’
René Roumen
___________________________________________________________________________

________________________________________________________________________
(De derde en laatste aflevering met lichtpuntjes verschijnt op 20 december.)